2008/10/12

Honorering van kunsthistorici

Naar aanleiding van onze workshops over ondernemerschap in de kunst-, cultuur- en erfgoedsector krijgen wij regelmatig vragen van collega's over het bepalen van tarieven voor hun dienstverlening, zoals kunsthistorisch onderzoek, tentoonstellingsorganisatie en tekstredactie. Wij adviseren dan professionele tarieven te hanteren, waarin bedrijfskosten, verplichte afdrachten, gewerkte uren en ingezette expertise worden meegewogen. Academische expertise wordt immers ook in andere vakgebieden marktconform gehonoreerd, denk maar aan de gemiddelde uurtarieven van juristen en artsen.
In deze overtuiging worden wij gesterkt door een persbericht d.d. 7/10/2008 van de Universiteit Leiden: 'Een onderzoeker/uitvinder krijgt een derde deel van de netto-inkomsten uit de kennisexploitatie van onderzoek waarin hij een aandeel heeft gehad, tot een maximum van € 1 miljoen. Dit staat in de Instructie werken voor/met derden van de Universiteit Leiden. Hierin zijn alle regels rond werken voor en met derden gebundeld.' Dit bericht onderstreept, dat het in de Beta-wetenschappen reeds volkomen geaccepteerd is om commerciele, marktconforme tarieven te hanteren voor wetenschappelijk dienstverlening aan derden, en onderzoekers te laten meedelen in de behaalde winstmarges. Nu de Alpha-wetenschappen nog!
Gelukkig zijn er al enkele vooruitstrevende musea in Nederland, die kunsthistorici voor een tentoonstelling een marktconform honorarium bieden, waarin tevens een percentage per binnengehaalde bezoeker is opgenomen. Dit past bij de commercialisering van het museale vakgebied, die de afgelopen jaren mede door de overheid wordt gestimuleerd. De concept-tarievenlijst, die door de vakorganistie voor kunsthistorici VNK in het kader van een inventarisatie recentelijk werd verspreid, staat daarmee in contrast. De daarin genoemde 'redelijke' tarieven, niet gebaseerd op enige vastomlijnde criteria of berekening, liggen onder die van de gemiddelde loodgieter. Opmerkelijk is bovendien, dat hierin rekening is gehouden met het budget van de opdrachtgever, niet de bedrijfskosten van de ondernemer. In de VNK zijn ook opdrachtgevers (kunsthistorici in loondienst bij musea, universiteiten en andere instellingen) vertegenwoordigd, wier belangen verschillen en op sommige punten zelfs strijdig zijn met die van de groep freelancende en zelfstandig ondernemende leden. Het wordt dan ook hoog tijd om een onafhankelijke belangenorganisatie voor zelfstandige vakgenoten op te richten, die dergelijke kwesties met een zakelijke visie aanpakt.

Geen opmerkingen: