Posts tonen met het label Den Haag. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Den Haag. Alle posts tonen

2021/03/09

Vrijmetselarij in WO2

Al geruime tijd staat een mooie tentoonstelling klaar om geopend te worden, maar corona kwam er tussen. Later dit jaar zal de expositie Vrijheid en vooroordeel: vrijmetselarij en de Tweede Wereldoorlog alsnog te zien zijn in het Vrijmetselarij Museum in Den Haag. 

Sneak preview van de expositie in het Vrijmetselarij Museum. 
Foto: Ilse van Marrewijk.

Vrijheidsideaal
De vrijmetselarij is een inwijdingsgenootschap en een van de oudste sociale netwerken ter wereld. Sinds de oprichting van de eerste Nederlandse loge (vereniging) in 1734 te Den Haag wordt persoonlijke, religieuze en politieke vrijheid als ideaal uitgedragen door de leden. Door de eeuwen heen moesten de leden hun tolerante levenshouding vaak verdedigen tegen vooroordelen van overheden, kerkelijke machthebbers en publiek. In de Tweede Wereldoorlog kwam het vrijheidsideaal zwaar onder druk te staan, maar werd hieraan toch vastgehouden.

Erfgoedroof
Hitler zag in de vrijmetselarij een Joodse samenzwering en een potentiële bron van verzet. In september 1940 verbood Rijkscommissaris Seyss-Inquart de vrijmetselarij in Nederland en verklaarde haar bezit verbeurd. Vervolgens vond een systematische roof plaats: bankrekeningen werden geplunderd, logegebouwen in beslag genomen, tempels vernietigd, boedels verkocht en kostbaarheden geroofd. De bibliotheek, archieven en museumcollectie van de Grootloge, als ook het historisch bezit van 67 individuele loges werden in beslag genomen en naar Duitsland afgevoerd. Onder de Japanse bezetting raakten de 25 aangesloten loges in Nederlands-Indië eveneens bezittingen kwijt. Zo verdween het collectieve erfgoed van de Nederlandse vrijmetselarij, waaronder bijzondere stukken uit de 18de en 19de eeuw, plotseling uit zicht.

Sneak preview: inrichten van de expositie in het Vrijmetselarij Museum. 
Foto: Ilse van Marrewijk.

Verzet en propaganda
Ondertussen steunde Grootmeester Hermannus van Tongeren (1876-1941) het verzet. De activiteiten van Vrij Nederland en de Groep 2000 werden met geld uit vrijmetselaarskring gefinancierd. Overlevenden vertelden later hoe in Duitse en Japanse kampen illegaal logebijeenkomsten werden gehouden om zo de gemoederen te sterken. Om de vrijmetselarij te bestrijden organiseerden de nazi’s een propaganda-tentoonstelling. Hierin werden de loges afgeschilderd als een ‘volksvijandig’ Joods complot en werden hun rituelen belachelijk gemaakt. Gastconservator dr. Andréa Kroon vond unieke filmbeelden van deze haatdragende tentoonstelling terug. Met medewerking van Beeld en Geluid zijn ze straks voor het eerst sinds 1941 te zien in het Vrijmetselarij Museum.

Vermist erfgoed
Na de bevrijding werd het gedachtengoed op papier (archieven, bibliotheken) met hulp van de geallieerden grotendeels teruggevonden, maar het materiële erfgoed (regalia, rituele voorwerpen, etc.) bleef vermist. Dat verlies werd door de Orde vermoedelijk aanvaard, omdat tijdens de Wederopbouw alle aandacht uitging naar de rouw om overleden Broeders, zorg voor nabestaanden, herstel van gebouwen en oppakken van het verenigingsleven. Sindsdien zijn er geen serieuze opsporingspogingen ondernomen; vrijmetselarij bleef buiten het blikveld van met restitutie belaste organisaties in de erfgoedsector. Begin 21ste eeuw kwam nog wel vermist archiefmateriaal terug uit Moskou, maar het lot van veel voorwerpen is nog altijd onduidelijk.

Filmopnames in het Vrijmetselarij Museum: Henk Ambachtsheer, oud-hoofd afd. Monumentenzorg & Welstand Gemeente Den Haag, vertelt over zijn onderzoek naar de oorlogsperiode. Foto: Blair Kneppers.

Nieuw onderzoeksproject
De expositie gaf de aanzet tot een breder onderzoek. Als kunsthistorica pleit Kroon al jaren voor nader onderzoek naar de erfgoedroof. Zij krijgt van het Mondriaan Fonds nu de kans om dat in 2021-2025 te verrichten. Het nieuwe project wil de omvang en impact van de roof in kaart brengen, en documenteren welke voorwerpen zijn geroofd, vernietigd, gered of geretourneerd. Dat is nodig om identificatie en nieuwe opsporingspogingen mogelijk te maken. Het gaat echter niet alleen om voorwerpen, ook de lotgevallen van loges en leden verdienen herdenking. En ieder voorwerp dat nog kan worden opgespoord, is die inspanning waard. De resultaten worden in 2025 gepresenteerd aan het publiek.

Publicatie
Zowel de expositie als de begeleidende publicatie zijn prachtig vormgegeven door Ilse van Marrewijk. De opening  laat nog even op zich wachten, maar de publicatie is al verkrijgbaar: Andréa A. Kroon, Vrijheid en Vooroordeel: Vrijmetselarij in de Tweede Wereldoorlog, Den Haag 2021, 80 pagina's, rijk geïllustreerd, ISBN 978-90-826826-3-2, €20,- plus porti, te bestellen via info@vrijmetselarijmuseum.nl. 

Publicatie bij de expositie


2020/12/22

Het Nebo


Het afgelopen coronajaar hebben we enorm geboft: er vielen geen opdrachten weg, al zijn projecten vertraagd en presentaties uitgesteld. Wel voltooiden we een publicatie over de geschiedenis van het Nebo, ooit begonnen als Schevenings ziekenhuis en nu een moderne zorglocatie van Saffier. Het mooie magazine is 'contactloos' aan personeel en bewoners gepresenteerd, zoals op dit filmpje te zien is. Belangstellenden kunnen de publicatie bestellen bij Saffier.

2018/08/03

Een vergeten kunstenares

Het tweede deel van het mooie project over een vergeten Haagse verzetsheldin is bijna klaar voor presentatie. De tentoonstelling 'Ru Paré, een vergeten kunstenares' belicht haar artistieke oeuvre. Deze is vanaf 25 augustus te zien in Pulchri Studio en vormt een mooi tweeluik met de gelijktijdige expositie over Paré's verzetsverleden in het Museon. Vanuit K&WH mocht Audrey Wagtberg Hansen wederom als gastconservator meewerken en verzorgde Ilse van Marrewijk de vormgeving.

2018/07/21

Indische les in Haags Cultuurmenu



Docenten opgelet: in het nieuwe schooljaar wordt binnen het Haags Cultuurmenu een leuke, nieuwe les aangebonden: Je ging op reis en je nam mee? Indisch erfgoed in Den Haag. Leerlingen van het Voortgezet Onderwijs leren daarbij alles over de eeuwenlange migratie, haar invloed op het Haagse stadsbeeld en zelfs de Haagse keuken! Ook gaan ze zelf een Indonesische theemelange mengen en proeven bij een bedrijf met een mooie geschiedenis: de Inproc (Indische Producten Centrale).


K&WH mocht aan deze les meewerken in opdracht van de afdeling Monumentenzorg & Welstand/Gemeente Den Haag. Daarbij hebben we fijn samengewerkt met Sandra Bal, Hoofd Projectenbureau Haagse Musea, en docenten Laura Wielders Museumeducatie en Geerteke van der Kallen. Voor ons is dit een heel mooi staartje van het erfgoedproject Sporen van Smaragd, dat we eerder voor Monumentenzorg mochten uitvoeren.

2018/06/02

Fonds 1818 Fesrival

Op zaterdag 9 juni a.s. vindt in de Grote Kerk Den Haag het 'Fonds 1818 Festival' plaats. Dit grote feest is onderdeel van het 200-jarig jubileum van de Nutsspaarbank en Fonds 1818. Het programma omvat workshops, een infomarkt, optredens en nog veel meer. Hier vind je ook een kleine expositie over de geschiedenis van spaarbank en fonds, waaraan K&WH met vormgeefster Meta Menkveld heeft samengewerkt. Verder zijn er rondleidingen door de grote tentoonstelling 'Zegels & Pegels' in Het Nutshuis tegenover de kerk.
Het volledige programma vind je hier: hier.

2018/05/20

Genomineerd!

De Geschiedkundige Vereniging Die Haghe reikt sinds 1970 een prijs uit aan spraakmakende publicaties over Den Haag. In 2018 maken maar liefst 22 boeken kans op de Die Haghe Prijs. Inmiddels is de longlist bekend gemaakt en daarop is een van onze boeken vermeld: 'Oog voor wat telt'. Dit boek over de geschiedenis van Haagse ouderenzorg maakten we in opdracht van Saffier, samen met vormgever Laurens van den Bergh en drukkerij Pasmans. Trots natuurlijk!

Duimen jullie nog even mee? Pas in september wordt de shortlist bekend gemaakt, waaruit uiteindelijk op 1 november de winnende titel wordt gekozen. De vakjury bestaat uit drs. Ellen van der Waerden MA, prof. dr. Jan He
in Furnée en mw. Henriette van Aartsen-Warsen.

Alle genomineerde publicaties.

2018/05/14

Zegels & Pegels

Op 16 mei wordt in Het Nutshuis de tentoonstelling 'Zegels & Pegels' geopend. Hier kun je door de rijke geschiedenis van de Haagse Nutsspaarbank en Fonds 1818 wandelen. Samen met vormgeefster Meta Menkveld mocht K&WH aan dit mooie project meewerken. Nieuwsgierig geworden? Meer info: fonds1818.nl.

2018/04/27

De onderduikkinderen van Tante Zus

In de media is er al veel aandacht voor geweest, de nieuwe tentoonstelling in het Museon: De onderduikkinderen van '"Tante Zus". Deze vraagt juist in dit Jaar van Verzet aandacht voor een onderbelichte verzetsvrouw: de (Haagse) kunstenares Ru Paré, die 52 Joodse kinderen hielp onderduiken. Prof. Wim Willems schreef haar biografie, die wordt begeleid door een dubbeltentoonstelling.


In het Museon wordt Paré’s verzetswerk belicht (t/m 23 september) en in Pulchri Studio wordt haar artistieke oeuvre getoond (vanaf 25 augustus). Vanuit K&WH fungeert Audrey Wagtberg Hansen als gastconservator voor dit bijzondere project. De tentoonstellingsvormgeving is verzorgd door BURO M2R, de grafische vormgeving door IMvormcommunicatie.

2017/05/24

Oog voor wat telt

Op 23 mei 2017 nam bestuurder Roland de Wolf, na 27 jaar betrokkenheid, afscheid van zorgorganisatie Saffier. Bij deze gelegenheid is de publicatie Oog voor wat telt. De Saffier Groep: zorg en huisvesting voor Haagse ouderen sinds 1734 gepresenteerd. K&WH dook hiervoor weer diep in archieven: van 18de-eeuwse oudeliedenhuizen tot moderne woonzorgcentra. Het resultaat is een rijk geïllustreerd boek, dat de geschiedenis van Haagse ouderenzorg schetst. het eerste exemplaar werd in ontvangst genomen door Gerben Hagenaars, directeur Welzijn (Gemeente Den Haag).

Boekpresentatie 'Oog voor wat telt',
v.l.n.r. Ria van Haaften, Gerben Hagenaars, Roland de Wolf.
 Foto: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.
Drie eeuwen (ouderen)zorg
Saffier is eind 2010 voortgekomen uit een fusie van eerdere organisaties, waarvan de wortels teruggaan tot de 18de eeuw. Zo komen zorglocaties WoonZorgPark Swaenesteyn (1734), Maison Gaspard de Coligny (1745) en WoonZorgPark Loosduinen (1776) voort uit de armen-, wees- en oudeliedenhuizen van verschillende Haagse kerkgemeentes. Mannen en vrouwen leefden hier strikt gescheiden, sliepen op grote gezamenlijke slaapzalen, en hadden nauwelijks privacy of inspraak. Regenten en religie bepaalden alle aspecten van hun dagelijkse leven.

Na 1900 werden op particulier initiatief meer gerieflijke pensions en ‘rusthuizen’ voor ouden van dagen opgericht. Zo stonden daadkrachtige vrouwen achter de oprichting van het huidige Huize Royal (1922) en Mechropa (1955). Na de Tweede Wereldoorlog breidde het sociale zorgstelsel zich in rap tempo uit en werd de bouw van ‘bejaardenoorden’ gestimuleerd door de overheid. De oprichting van Nolenshaghe (voorheen Preva, 1968) en De Lozerhof (1973) zijn voorbeelden uit die periode.

Boekpresentatie 'Oog voor wat telt', toelichting auteurs. Foto: Arnaud Roelofsz/Saffier.
In de jaren 80 bleek de verzorgingsstaat echter niet meer haalbaar. Sindsdien is het zorgbeleid gericht op het zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Het huidige Saffier wil (ouder wordende) mensen ondersteunen om zichzelf te zijn en blijven, thuis wonend of in een van haar locaties. Haar doelstelling is ‘oog voor wat telt’, genieten van de gewone dingen die het leven zo bijzonder maken. Zelfstandig of met hulp van vrienden en familie, en met zorg waar nodig. Saffier ontwikkelt onder meer nieuwe woonconcepten en behandeling voor kwetsbare doelgroepen, niet alleen ouderen. 

Het boek over Saffier en haar voorlopers illustreert hoe de woonvormen, wijze van zorgverlening en (bejaarde) bewonersgroepen in drie eeuwen ingrijpend zijn veranderd. Opvallend is dat veel zorgvraagstukken uit het verleden nog altijd de gemoederen bezighouden. Van de 18de tot de 21ste eeuw – iedere generatie luidt opnieuw de noodklok voor (ouderen)zorg. Dat besef dwingt tot inzicht. Naast verschuivingen in beleid en beroep, komen ook herkenbare en huiselijke zaken aan bod: van de 18de-eeuwse 'schaftlijst' tot de introductie van ‘nieuwigheden’ als warm stromend water en televisie op de kamer. Ook de meest markante bewoners, medewerkers en bestuurders komen voorbij, waarbij opvalt dat tussen hen steeds een warme band ontstond en zij zich door bezuinigingsrondes niet lieten kisten. Kortom: een verrassend en inspirerend boek voor beleidsmakers, zorgverleners, bewoners van zorglocaties en liefhebbers van lokale geschiedenis.

Tentoonstelling 'Oog voor wat telt', Atrium. Foto: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.
Tentoonstelling
De publicatie wordt begeleid door een gelijknamige expositie in het Atrium van het Haagse Stadhuis. Bewust is gekozen voor een ‘huiselijke’ en toegankelijke vorm: een reeks kamerschermen naar ontwerp van Meta Menkveld. Ze zijn te zien tot 20 juli 2017 en reizen daarna langs de zorglocaties van Saffier, zodat ook (minder mobiele) bewoners en wijkgenoten ze daar kunnen bekijken.

Publicatie 
De publicatie is verkrijgbaar voor belangstellenden: Andréa A. Kroon/Audrey Wagtberg Hansen, Oog voor wat telt. De Saffier Groep: zorg en huisvesting voor Haagse ouderen sinds 1734, Den Haag 2017 (ISBN: 978-90-827050-0-3). Bestellingen kunnen worden gericht aan: geschiedenis@saffiergroep.nl. Een bijdrage aan het Welzijnsfonds Saffier wordt hierbij op prijs gesteld. (Het boek vormt tevens de basis voor een serie tijdschriften, waarin steeds de geschiedenis van één zorglocatie, één hoofdstuk, is opgenomen. Deze zijn bestemd voor bewoners en medewerkers van de betreffende locaties van Saffier.)

2016/07/23

Symboliek in architectuur

Hieronder een impressie van de tentoonstelling Symbolen in architectuur: vrijmetselarij van Den Haag tot Java, zoals die op Tong Tong Fair 2016 te zien was: 

Entree tentoonstelling in Cultuurpaviljoen, ontwerp Meta Menkveld. 

Bezoekers nemen selfies in de 'tempel'.
Foto's: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.


Ach, net gemist? Het tweede deel van de tentoonstelling is vanaf 29 augustus t/m 16 september 2016 te zien in het Atrium van het Haagse stadhuis. Deze belicht het bijzondere tempelcomplex in De Ruyterstraat 67-67a, dat architect K.P.C. de Bazel in 1913 ontwierp voor de lokale theosofen- en vrijmetselaarsloges. Hij was zelf lid van deze levensbeschouwingen en verwerkte symboliek hieruit in het ontwerp. Het pand, nu onderdeel van het Museum voor Communicatie, is een uniek en toonaangevend voorbeeld van rituele architectuur en westers esoterisch erfgoed. Ook deze tweede expositie, Symbolen in architectuur: de 'tempel' van De Bazel, is een initiatief van de afdeling Monumentenzorg en Welstand.


Replica van een 18de-eeuws Leerlingtableau.

Zijaanzicht van de 'tempel'.
Foto's: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.

2014/09/08

Tea for Two



Ter voorbereiding van haar mooie tentoonstelling Op de Thee, deed Keramiekmuseum Princessehof enkele weken geleden een oproep om je persoonlijke 'theeverhaal' te delen. De leukste reacties werden in de audiotour bij de tentoonstelling opgenomen. Natuurlijk hebben K&WH als grote theeliefhebbers ook op de oproep gereageerd, en tot onze verrassing werd onze reactie geselecteerd en beloond met vrijkaartjes, een high tea en vermelding van het verhaal op de menukaart van het museumrestaurant. Een reden om het verhaal ook via deze blog te delen:

In de jaren '80 zaten de dames K&WH op de middelbare school in Den Haag. Eerlijk gezegd spijbelden we regelmatig (foei!), maar we waren geen typische 'hangjongeren' en haalden ook geen kattenkwaad uit. In plaats daarvan maakten we in die gestolen uurtjes ons gespaarde zakgeld op door bij de sjieke patisserie Plasman op de Frederik Hendriklaan een high tea te genieten. Daarbij kreeg je behalve sandwiches, cake en bonbons ook een piepklein kannetje rum voor in de thee. Natuurlijk zijn we wel eens gespot door de moeders van klasgenootjes die hier ook thee kwamen drinken, maar zij dachten vast dat we een vrij tussenuur hadden. De aardige serveerster had het allemaal wel door, maar kneep gewoon een oogje dicht.

Van het spijbelen hebben we overigens geen nadeel ondervonden, je af en toe onttrekken aan sleur en gezag leidt niet automatisch tot galg en rad. We gingen allebei kunstgeschiedenis studeren en hebben inmiddels alweer 15 jaar een bedrijf op dat vakgebied. Dat betekent veel schrijven met een pot Earl Grey of Pouchkine van Betjeman & Barton naast het toetsenbord. Thee en theeserviezen spelen ook op de een of andere manier een rol in ons werk. We schreven bijvoorbeeld een boek over Henri Verstijnen, ontwerper van theeserviezen voor de Société Céramique rond 1900. Andréa is een promotieonderzoek aan het afronden over Chinees porselein: theekommetjes speciaal gemaakt voor 18de-eeuwse vrijmetselaren. Aan de rijke geschiedenis van Plasman hopen we in de nabije toekomst aandacht te besteden in een culinair deeltje van onze zakboekjesreeks Den Haag rond 1900. De banketbakkerij is inmiddels gemoderniseerd en de lekkere champagne-bosbessentaart van toen is uit het assortiment gehaald, maar we komen er nog graag.

Bakkerij Plasman, Frederik Hendriklaan, ca. 1910.
Foto: Haags Gemeentearchief.

2014/05/28

Kantjil en de Ooievaar

Vandaag kreeg Den Haag twee bijzondere wajangpoppen aangeboden: een ooievaar en - omdat deze niet hongerig mag worden - een paling. Wajangspeler Ki Ledjar Soebroto overhandigde deze speciaal voor de gelegenheid gemaakte poppen aan wethouder Rabin Baldewsingh bij de opening van drie tentoonstellingen in het Atrium van het Stadhuis.
Oma's sarong, familieverhalen in batik belicht de rijke symboliek van de batik belanda aan de hand van doeken die via Indische families in Nederland terecht zijn gekomen. De tentoonstelling Wajangpoppen toont het bijzondere werk van de gerenommeerde Indonesische wajangspeler Ki Ledjar Soebroto en zijn kleinzoon Ananto Wicaksono, die deze verdwijnende kunstvorm voortzet. De poppen verbeelden het verhaal van Kantjil, het dwerghertje.

Ki Ledjar Soebroto overhandigt de ooievaar wajang aan wethouder
Baldewsingh. Foto: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.
De derde tentoonstelling belicht Indisch erfgoed in Den Haag in het kader van het project Sporen van Smaragd van de afdeling Monumentenzorg en Welstand. Een pleintje met een viertal huisjes laat zien welke herinneringen aan voormalig Nederlands-Indië door repatrianten en migranten werden meegenomen naar Den Haag. Die herinneringen zijn als glas-in-lood, gevelsculptuur en andere bouwelementen nog terug te vinden in het huidige stadsbeeld. In het midden het pleintje staat een boom, die bezoekers vraagt wat zij het liefst zouden meenemen bij vertrek uit Den Haag. Zij kunnen het antwoord op een boomblaadje schrijven en dat in de boom hangen, waardoor deze steeds verder groeit met wensen en herinneringen.

Tentoonstelling Indisch Erfgoed, Atrium. Foto: Meta Menkveld, Den Haag.
De opening van deze tentoonstellingen is natuurlijk een opmaat naar de jaarlijkse Tong Tong Fair, die op 29 mei weer losbarst op het Malieveld. K&WH mocht in het kader van Sporen van Smaragd opnieuw meewerken aan een tentoonstelling in het Cultuurpaviljoen. Dit jaar is het thema Heimwee en Inspiratie. De tentoonstelling daagt bezoekers op een speelse manier uit om zelf te ontdekken welke elementen uit het stadsbeeld zijn ontleend aan het dagelijks leven in voormalig Nederlands-Indië. Die elementen kunnen zij terugvinden, voelen, horen en ruiken in reiskisten, wat de presentatie ook geschikt maakt voor jongere bezoekers. (Die speelse elementen maakten de samenwerking met Monumentenzorg en vormgeefster Meta Menkveld aan dit projectonderdeel ook voor K&WH extra leuk.)
Aansluitend op het thema Heimwee & Inspiratie wordt een creatieve workshop georganiseerd op 2 en 3 juni in het Bengkel Theater. Deelnemers kunnen zelf een tasje bedrukken met Haags-Indische motieven. Kunstenares en docente Juliette Pestel ontwierp hiervoor stempels en sjablonen. De workshop zal ook in het Atrium worden aangeboden (data volgen). Fashionista's opgelet: een tasje waarin deze Haags-Indische motieven zijn verwerkt, is tijdens de Tong Tong Fair in een limited edition te koop.



Het kan niet op: op 30 mei vindt in het Tong Tong Theater de première plaats van de documentaire Sporen van Smaragd, die filmmaakster Ida Does verzorgde naar aanleiding van het gelijknamige boek uit 2013. Hierin treedt de bekende schrijfster Yvonne Keuls op als vertelster. Vandaag was K&WH al bij de persviewing, waar Does en Keuls vertelden welke indruk het project op hen heeft gemaakt. Het contrast tussen monumentale schoonheid en de schaduw van het koloniale verleden riep bij hen beiden soms een dubbel gevoel op. Aan de hand van haar eigen familiegeschiedenis neemt Keuls de kijker mee op een reis door de Hofstad, vol herkenning en verrassingen. Deze reis begint bij Nieuwe of Littéraire Sociëteit de Witte, in de 19de eeuw gefrequenteerd door verlofgangers, en eindigt bij het standbeeld van de Indische Tantes op de Fred. De kijker ontdekt prachtig Indisch erfgoed achter gesloten deuren, van ambassadegebouwen tot de Indische Zaal in Paleis Noordeinde. Ida Does heeft in deze documentaire zowel de schoonheid als kwetsbaarheid van dit gedeelde erfgoed in beeld gebracht. Glas-in-lood lijkt dan ook als een rode draad door de film te lopen. De beelden worden ondersteund door prachtige muziek met eveneens Indische inspiraties. Hopelijk wordt de documentaire snel opgepikt door een omroep, want ze verdient een breed publiek.

2013/09/06

Indisch erfgoed bekijken tijdens het Open Monumentenweekend


Detail van het plafond van de Regentenkamer met wapen van
Makassar. Foto: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.
Naar aanleiding van het erfgoedproject Sporen van Smaragd kregen we veel vragen van belangstellende over de mogelijkheid om historische panden met een Nederlands-Indisch verleden te bezoeken. Daarom geven we u graag enkele tips mee voor het Open Monumentenweekend 2013.

Op zaterdag 14 september is de Regentenkamer in het voormalige Ministerie van Koloniën aan het Plein - voor het eerst - in het kader van Open Monumentendag te bezichtigen door het publiek. Het voormalige ministeriegebouw, nu onderdeel van de gebouwen van de Staten Generaal, werd in 1860 gebouwd door architect W.N. Rose (geboren te Cheribon). Het rijkversierde interieur van de Regentenkamer, de toenmalige vergaderzaal van de verantwoordelijke minister, werd uitgevoerd in neostijlen en is enkele jaren geleden gerestaureerd. De decoratie weerspiegelt het werkterrein van het ministerie in Nederlands-Indië. Zo zijn in het plafond de wapenschilden van Batavia, Tegal, Makassar en Soerabaja opgenomen. Verder hangen in deze ruimte de portretten van alle opeenvolgende gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië.
Kortom, een unieke kans om deze bijzondere ruimte eens van dichtbij te zien. NB: Op 14 september kan men zich aanmelden voor toegang via Lange Poten 4.

Interieur van de Regentenkamer.
Foto: Kroon & Wagtberg Hansen, Den Haag.
Ook een klein aantal andere gebouwen met een historische band met Nederlands-Indië zijn op 14 en/of 15 september toegankelijk: Kneuterdijk 1, het voormalige kantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij; Zuid-Hollandlaan 7, kantoorgebouw Petrolea van de Nederlandsche Koloniale Petroleum Maatschappij (beter bekend als De Rode Olifant); en Laan van Meerdervoort 7f, het kantoor van de Bond van Eigenaren van Nederlands-Indische Suiker Ondernemingen (nu onderdeel van de Mesdag Collectie).

Informatie over de vele andere deelnemende locaties in de Hofstad, het jaarthema ‘Macht en Pracht’, de openingstijden en de georganiseerde publieksactiviteiten is te vinden in een brochure van de afdeling Monumentenzorg. U kunt de brochure downloaden via deze link. Alvast veel plezier gewenst bij het verkennen van historisch Den Haag!

2013/08/14

Artis ontvangt kunstcollectie Verstijnen

H. Verstijnen in zijn atelier aan Badhuiskade 10.
Collectie: A. Wagtberg Hansen.
Beeldend kunstenaar Henri Verstijnen (1882-1940) begon zijn carrière rond 1900 als ceramiekontwerper. Hij werkte vervolgens als karikaturist voor De Groene Amsterdammer. Bij het grote publiek was hij geliefd om zijn karikaturen van dieren met menselijke trekken. In zijn vrije werk specialiseerde Verstijnen zich in afbeeldingen van (exotische) dieren. Zo tekende en schilderde hij graag tijgers, apen, leguanen, pauwen en tropische vissen. Ook exotische planten, zoals bloeiende nachtcactussen, komen in zijn oeuvre regelmatig voor. Verstijnen ontleende hiervoor inspiratie aan zijn jeugd in Nederlands-Indië en aan bezoeken aan verschillende Europese dierentuinen. Vanaf 1917 tot zijn dood woonde en werkte hij in Den Haag, waar hij vaak in de plaatselijke dierentuin te vinden was. Ook kwam hij regelmatig in Artis in Amsterdam en was hij bevriend met A.F.J. Portielje (1886-1965), zoon van een drukker en auteur van de bekende Verkade-albums.

H. Verstijnen, 'Koud' (maraboutje).
Collectie: A. Wagtberg Hansen.
Verstijnen probeerde de natuur niet alleen weer te geven zoals hij deze met het blote oog zag, maar ook vanuit een vergeestelijkt perspectief. Vanuit zijn theosofische levensvisie trachtte hij de essentie van de natuur, de onzichtbare kern of ‘ziel’ van plant en dier te verbeelden. Zoals een recensent in het NRC opmerkte in 1929, zijn Verstijnens dierafbeeldingen daardoor veel meer dan momentopnames uit het leven in een dierentuin: '[...] het meeste bezit heel sterk een eigen karakter, dat zich kenmerkt door scherpe typeering, die het markantste van ieder dier accentueert. Daardoor zijn de teekeningen en schilderijen geen studies uit Artis, maar samenvattingen van het kenmerkendste in ieder dier [...].'
Verstijnen maakte graag een echt portret van een dier, waarin hij - net als in een mensportret - het karakter of de essentie van de geportretteerde trachtte te vangen. De dieren in zijn schilderijen kijken de toeschouwer vaak recht aan, met een bijna menselijke uitdrukking en ‘bezielde’ blik. Vanuit zijn ervaring als karikaturist kon hij de fysiek van dieren subtiel manipuleren, zodat hun trekken iets menselijks kregen en de toeschouwer een emotie of zielsverwantschap in hun blik meende te ontdekken. Met zijn verfijnde technieken bereikte hij een haast onwerkelijke ‘verscherping’ van het beeld, een werking die uitgaat van de textuur van veren of schubben, de dromerige omgeving (boven of onder de zeespiegel) en de glans of gladheid van het oppervlak van het doek.

H. Verstijnen, Harpijarend, collectie Drents Museum,
afgebeeld op de omslag van de monografie
over de kunstenaar (Waanders, 2006).
Soms ging Verstijnen nog een stapje verder, en tekende hij fantasiedieren. Deze zijn te vinden in hele kleine schetsontwerpen voor de Société Céramique te Maastricht, maar ook in pastels van fantasielandschappen en prachtig uitgewerkte tekeningen van de 'Fabelvogel Rock'. Zijn levendige fantasie maakte hem ook een goede illustrator van kinderboeken en jeugdtijdschriften. Bekend van zijn hand zijn onder meer de illustraties voor Peter Pan in den Wondertuin (1929) en Kantjil, het dwerghertje (1936).
In 2006 schreef K&WH voor het Drents Museum in Assen een monografie over deze boeiende kunstenaar. Hierin zijn veel werken uit familiebezit afgebeeld, die enige jaren eerder aan het museum waren geschonken. Meer recentelijk zijn 155 andere werken uit de collectie van de kleindochter van de kunstenaar, illustratrice Céline Leopold, geschonken aan Artis.

2013/06/12

Mondain Den Haag



In het Haags Gemeentearchief is het alleraardigste tijdschrift Mondain Den Haag te vinden. Dit berichtte van 1928 tot circa 1931 over het leven in de Hofstad en haar badplaats. In het nummer van 9 augustus 1929 lazen wij het volgende gedichtje van ene 'Minstreel':

Welkom, Vreemdeling

De glorie van Die Haghe,
Is weer eens rijk omkranst,
Haar schone reputatie,
Wordt schitterend beglansd,
Wij Hagenaren droomden,
Van onze stad gestaag,
Dat zij eens zoude wezen,
De wereld-stad Den Haag.

Wij zijn nu polyglottisch,
En internationaal,
Een wereld-centrum wezen,
Dat is ons ideaal,
Dat aller oogen kijken,
Naar onze eigen stad,
Dat is de roem en glorie,
Daarop gaat ieder prat.

Nu komen hooge oomes,
Van heinde en van ver;
Wij Hagenaren krijgen,
Weer dubbel hevig air,
Weest welkom, vreemdelingen, 
Wij groeten u met vreugd,
Zijn over uw verschijnen,
Ten hevigsten verheugd.

Aanschouwt hier onze veste.
Ons Bosch, ons strand, de zee,
En brengt bij uw bagage, 
Ook flink wat duiten mee,
Gij kunt hier veel genieten,
En wij zijn zeer coulant,
De mannen zijn zeer minzaam,
De dames zijn charmant.

Misschien vindt gij ons somtijds,
Een tikje stijf, antiek,
Gij moogt gerust u uiten,
In minzame kritiek,
Wij loopen niet op klompen,
Gaan zonder Marker broek,
Wij hebben kaas en boter,
En Deventersche koek.

Wij willen graag mondain zijn,
En doen althans alsof,
Maar deftig is het altijd,
Op 't oude Binnenhof,
Wij zullen voor u zorgen,
Voor geest en hart en maag,
Put gij vooral uw wijsheid,
Uit ons 'Mondain Den Haag'.

2012/10/15

Van woonhuis tot poptempel


Prinsegracht 12.
Foto: Kroon & Wagtberg Hansen.
Het Haagse muziekcentrum Paard van Troje bestaat 40 jaar. Op 19 oktober a.s. wordt het historische archief van het Paard, dat van belang is voor zowel de muziekgeschiedenis als de geschiedenis van Den Haag, formeel overgedragen aan het Haags Gemeentearchief. Dit markeert ook de opening van twee jubileumtentoonstellingen over het Paard in het Atrium en de Affichegalerij, te zien tot 7 januari 2013. 
Deze blogpost maakt vanuit dat jubileum een fikse zijstap, richting de geschiedenis van Prinsegracht 12 - het pand waarin het Paard is gevestigd. De bouwhistorie van dit Rijksmonument gaat maar liefst terug tot 1640. Lang voordat hier in de 20ste eeuw een muziekcentrum werd gevestigd, was het pand een woonhuis en was een van de opmerkelijkste bewoners Adelberth de Bourbon (1840-1887).[1] 

Deze Adelberth was een zoon van Louis Charles Guillaume de Bourbon (oftewel Carl Wilhelm Naundorff, †1845) , één van de bekende Franse troonpretendenten. Hij claimde de verdwenen dauphin, kroonprins Lodewijk XVII, te zijn (onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat zijn DNA niet aan dat van de koninklijke familie is verwant). Ook Adelberth noemde zich De Bourbon, wat hem ondanks (en dankzij) de controverse over zijn afkomst in heel Europa toegang gaf tot de betere kringen. Hij maakte een bescheiden militaire carrière en had de functie van kapitein der jagers en grenadiers, toen hij in 1869 in Den Haag op de Prinsegracht kwam wonen met zijn vrouw, Maria Catharina Johanna Adriana du Quesne (1834-1915). Het echtpaar kreeg vijf kinderen, maar het huwelijk liep stuk en werd in 1886 weer ontbonden. Adelberth lijkt nogal een bon-vivant te zijn geweest en heeft een interessante rol gespeeld in de bloeiperiode van het esoterische milieu van Den Haag. 

Adelberth de Bourbon.
Voor zijn vestiging in Den Haag was Adelberth lid van de vrijmetselaarsloge Het Vrij Geweeten te Breda. Eenmaal in de Hofstad sloot hij zich aan bij spiritualistengenootschap Oromase. Het spiritualisme (spiritisme) was in het midden van de 19de eeuw een populair fenomeen. In besloten kring werden séances gehouden, bijeenkomsten waarbij men via een medium in contact probeerde te komen met de geestenwereld. Leden van Oromase wilden dit fenomeen onderzoeken en deden daartoe experimenten met zowel lokale als internationaal bekende mediums. Meestal vonden zulke bijeenkomsten plaats bij leden thuis en werden de waargenomen klopgeluiden, aanrakingen door onzichtbare handen en een enkele geestverschijning nauwgezet genotuleerd. 

In 1872 deed De Bourbon bij Oromase enthousiast verslag van de séances die hij tijdens reizen door Engeland en België had bijgewoond, maar in 1877 nam hij ontslag als lid. Mogelijk verloor hij zijn interesse in Oromase, omdat hij inmiddels kennis had gemaakt met de theosofie, een nieuwe beweging die onder leiding van Helena Blavatsky oosters gedachtegoed populair maakte in het westen. Adelberth zou in 1881 samen met zijn vriend Thomas van Stolk (1826-1882) in Den Haag de eerste Nederlandse theosofenloge, Post Nubila Lux, oprichten. Andere leden waren kunstenaars David Adolphe Constant Artz (1837-1890, een lid van de Haagsche School), Anthony Lodewijk George Offermans (1854-1911, later huisgenoot van De Bourbon) en Ferdinand Bernhard Hoppe (1841-1922, een Duitse schilder die zich in Nederland toelegde op impressionistische landschappen).

[1] Ontleend aan: Andréa Kroon/Audrey Wagtberg Hansen, Geheim Den Haag. Vrijmetselaarstempels en andere esoterische gebouwen in Den Haag rond 1900, Den Haag, 2011, pp. 146-149.

2012/10/08

Eric Verstijnen (1910-1945)


Repetitie van The Queen's Melodists bij een van de leden, ca. 1924. Eric Verstijnen uiterst rechts op saxofoon. Foto: archief Verstijnen/Kroon & Wagtberg Hansen. Overname niet toegestaan.
Verschillende leden van de familie Verstijnen hadden artistiek talent. Eerder schreven we in een boek over kunstenaar Henri Verstijnen (1882-1945), nu richten we onze speurtocht op zijn neef: Eric Verstijnen (1910-1945). Zijn vader was in Nederlands-Indië opgegroeid en bewoog zich in het Haags-Indische repatrianten-milieu. Eric werd geboren te Vianen, maar groeide op in Den Haag. Hij was leerling op het Eerste Gymnasium (nu: Gymnasium Haganum). Op jonge leeftijd leerde hij saxofoon spelen en op zijn 14de werd hij lid van het studenten jazzorkest The Queen's Melodists. Tot 1929 trad deze band regelmatig op bij benefietavonden en verenigingsfeesten van de welgestelde burgerij in onder meer Hotel de Twee Steden en het Kurhaus. Misschien was hun succes een van de redenen dat Eric pas op zijn 21ste zijn diploma zou halen op het Tweede Gymnasium (nu: Maerlant Lyceum).
Als tiener tekende Eric schetsboeken vol met striptekeningen en karikaturen, die doen denken aan de boeken en films over dr. Fu Manchu. Hij kwam regelmatig in Katendrecht, het Chinatown van Rotterdam, waar hij Chinees leerde. Op aandringen van zijn vader, de notaris van Scheveningen, ging Eric in 1932 Rechten studeren in Leiden. De verwachting was dat hij de praktijk van zijn vader zou overnemen, maar zijn interesse lag bij Sinologie (Chinakunde) en hij zat daar meer in de collegebanken dan bij Rechten. Om een confrontatie met zijn ouders te vermijden, schikte hij zich in de rol van 'eeuwige student'. Hij werd lid van het Leids Studenten Corps en in 1934 redacteur van het studentenblad Virtus Concordia Fides, waarin hij zowel karikaturen als verhalen publiceerde. Ter gelegenheid van het corpsjubileum in 1937 werden zijn Avonturen van Sodko gebundeld en gepubliceerd.

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog dwong vele studenten, ook Eric, om snel volwassen te worden. Hij was aan moederszijde verwant aan de joodse familie Mendes da Costa. Hoewel zijn moeder volgens de door de bezetter gehanteerde rassenregels net buiten schot bleef, werden haar nichtjes gedeporteerd. Zijn ouders moesten hun woning en de notarispraktijk verlaten vanwege de bouw van de Atlantikwall. Toen studenten werden opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, is Eric vermoedelijk ondergedoken. Wat zich vervolgens heeft afgespeeld is niet helemaal onduidelijk.
In 1944 werd Eric met zijn zuster Madelon, andere studenten en verzetsleden uit de groep rond Vic Swane in Hotel Montholon te Parijs gearresteerd, vermoedelijk als rechtstreeks gevolg van verraad door Christiaan Lindemans (King Kong). Als Nacht und Nebel-gevangene werd Eric getransporteerd naar Compiegne en Fresnes, en van daaruit naar Dachau en uiteindelijk kamp Vaihingen, waar hij in januari 1945 overleed. Tekenend is dat hij bij registratie zijn beroep opgaf als 'kunstenaar'.

Eric Verstijnen (1910-1945). Foto: archief  Verstijnen/Kroon & Wagtberg  Hansen. Overname niet toegestaan.
K&WH bereidt een uitgave van Erics tekeningen en verhalen voor, en is op zoek naar relevante documentatie en beeldmateriaal. Bent u in het bezit van correspondentie of foto's van de Haagse jazzband The Queen's Melodists, van vrienden uit Erics studententijd of de genoemde verzetsgroep? Neem dan a.u.b. contact op met audrey[at]kroonwagtberghansen.nl. Alle reacties worden strikt vertrouwelijk behandeld.

2012/10/05

Fatale reislust

Voordat K&WH werd opgericht, werkten wij afzonderlijk als freelance kunsthistorici. Een van de eerste opdrachten kwam van het (destijds net opgerichte) Instituut Collectie Nederland. Joost Willink leidde daar een interessant project over de geschiedenis van het restauratiebeleid van de overheid, waarbij verschillende freelancers zich ieder op de ontwikkelingen binnen een bepaalde discipline concentreerden: schilderijen, meubels, textiel, etc. De archieven van de Rijksinspecteur voor het cultureel erfgoed, D.F. Lunsigh Scheurleer, vormden de basis voor het onderzoek. Het eindresultaat was de publicatie: Roerend Erfgoed; ruim een halve eeuw Rijkszorg voor collecties (nog altijd te bestellen bij Primavera Pers).

De herinnering aan die leuke tijd kwam bovendrijven omdat Willink nu de media bestormt met zijn fascinerende boek Reis naar het noodlot. Het Afrikaanse avontuur van Alexine Tinne (1835-1869). Dit belicht het leven van de Haagse aristocrate en 'ontdekkingsreizigster' Alexine Tinne (1835-1869). Zij verbijsterde haar landgenoten met een oneigentijdse manier van leven en had een zucht naar avontuur, die velen - en uiteindelijk ook zijzelf - met de dood moesten bekopen. Willink doet in zijn boek boeiend verslag van de expeditie die Tinne samen met haar moeder in Afrika ondernam, en laat daarbij zien hoe gedegen het archiefonderzoek is geweest, waarbij ontdekking na ontdekking werd gedaan. Naast vele brieven zijn ook de door Tinne zelf gemaakte foto’s bewaard gebleven. Delen uit haar etnografische verzameling zijn in het World Museum in Liverpool terecht gekomen. Een selectie van deze bijzondere documenten en voorwerpen, waaronder nooit eerder getoonde familiestukken, worden van 13 oktober 2012 t/m 17 februari 2013  in het Haags Historisch Museum tentoongesteld. Een passende kroon op een prachtig project! Het museum organiseert allerlei nevenactiviteiten, waaronder een lezing en een bezoek aan Tinne's voormalige woonhuis op het Lange Voorhout. Het volledige programma is te vinden op de website van het museum.

2012/09/25

D.A.J. Kessler

Op 4 oktober 2012 vindt in de Koninklijke Schouwburg te Den Haag het jubileumsymposium van de Kessler Stichting plaats. Wie was eigenlijk deze Kessler, de naamgever van de stichting?

Kopie van portret D.A.J. Kessler, collectie Kessler Stichting.
(Origineel door Antoon van Welie in collectie Rijksmuseum.)
Foto: http://www.flickr.com/photos/kesslerstichting/.
Dominicus Anthonius Josephus Kessler (1855-1939) werd geboren te Batavia, maar genoot zijn opleiding grotendeels in Brabant. Om buitenlandse ervaring op te doen reisde Kessler naar Verviers en Liverpool. Hij deed examen bij de Nederlandsche Handelsmaatschappij en kreeg een betrekking bij een kantoor van de NHM in Nederlands-Indië. Samen met zijn broer, Jean Baptiste August Kessler (1853-1900), kocht hij een plantage in de omgeving van Rembang (Java). Vervolgens verhuisde hij naar Tjikorai, waar hij administrateur werd van de latere Cultuurmaatschappij Margaretha.
In 1887 kwam Kessler terug naar Nederland. Tijdelijk gaf hij les in de Maleisische taal aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam. Zijn broer kreeg ondertussen de leiding van de in 1890 opgerichte Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië (KNPM, later Shell). Om hem te ondersteunen keerde Kessler in 1894 terug naar Indië, waar hij met zijn broer samenwerkte en zelf directeur werd van de Petroleum-Maatschappij Sumatra-Palembang (Sumpal). Met de oliehandel vergaarden ze een groot fortuin.
Kessler was voor werkbezoek in Nederland toen zijn broer in 1900 overleed, en besloot nu voorgoed te blijven. In 1905 betrok hij met zijn gezin Villa Duinhof aan Parkweg 9 in Den Haag. Van 1908 tot 1919 was hij (liberaal) lid van de Gemeenteraad. Daarnaast bleef hij directeur van verschillende cultuur-, olie- en mijnbouwondernemingen, en richtte hij zich op het verzamelen van kunst en op filantropie. 

Zo was Kessler medeoprichter van de Vereeniging ‘Tehuis voor Onbehuisden’ in 1912 en bestuurslid tot zijn dood in 1939, hetgeen van grote betrokkenheid getuigt. Het tehuis wilde dak- en thuislozen opvangen en hen door (interne) werkverschaffing en opleiding een weg terug naar de samenleving bieden. In 1921 moest het tehuis noodgedwongen verhuizen, terwijl er onvoldoende fondsen waren om de beoogde nieuwbouw te realiseren. Kessler schreef aan het bestuur: 
Het doel waarvoor wij werken komt mij echter zoo belangrijk voor dat het niet in gevaar mag worden gebracht door onmacht of vertraging. Het beteekent immers niet minder dan voorziening in een socialen nood en in opheffing, wellicht zelfs in redding van hen, die door ongunstige levensomstandigheden gezonken zijn of staan te zinken.
Kessler deed daarom een donatie van 200.000 gulden, een gigantisch bedrag in die tijd, waarmee een modern ingerichte nieuwbouw aan De la Reykade (nu De la Reyweg) kon worden gerealiseerd. Uit dank voor deze gulle gift werd het nieuwe gebouw naar Kessler vernoemd. Zonder hieraan publieke bekendheid te geven heeft Kessler later nog minstens twee maal een grote geldsom geschonken, eenmaal ten behoeve van de vrouwenvleugel van het tehuis en een tweede maal om een hypotheekschuld af te lossen. Zo'n stil gebaar paste in de filosofie, die in Kesslers lijfspreuk was verwoord: 
Denk breed, praat weinig, lach spoedig, werk hard, heb veel lief, geef gemakkelijk, betaal contant en wees vriendelijk. Dat is genoeg. 
In 1925 werd Kesslers 70ste verjaardag uitbundig gevierd in Villa Duinhof. Als geschenk werd hem hierbij door het jubileumcomité toegezegd dat de bekende kunstenaar Antoon van Welie (1866-1956) bij wijze van geschenk zijn portret zou vervaardigen. De handtekeningen van de schenkers werden opgenomen in een fraai herinneringsalbum van de Haagsche Drukkerij. Later op de avond werd in Huize Voorhout een diner georganiseerd, waarna een film over Kessler werd vertoond. Deze was gemaakt door Albert Frères, het productiebureau van de Haagse cineast Willy Mullens (1880-1952).

Voor zijn vele verdiensten werd Kessler benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Na zijn overlijden werd een deel van zijn kunstverzameling opgenomen in de collecties van het Rijksmuseum te Amsterdam en het Teylers Museum in Haarlem. De familienaam Kessler kreeg in Nederland ook bekendheid vanwege de vele voetballers in de familie, waaronder Dé, Tonny, Boeli en Dolf.


Meer over de boeiende geschiedenis van het Tehuis voor Onbehuisden en Kesslers jarenlange betrokkenheid hierbij is te lezen in de jubileumpublicatie: Andréa Kroon/Audrey Wagtberg Hansen, Kessler Stichting, 100 jaar thuis in Den Haag. Ontwikkelingen in de opvang en begeleiding van dak- en thuislozen, uitgeverij De Nieuwe Haagsche, Den Haag 2012 (ISBN 9789491168352, € 21,50). Het boek wordt op het genoemde symposium gepresenteerd door stichtingsdirecteur Bram Schinkelshoek aan burgemeester Jozias van Aartsen. K&WH vindt u achter de boekentafel. (Aanmelden voor het symposium kan via deze website.)

2012/08/31

Den Haag als onderzoeksparadijs

‘Waarom zijn jullie eigenlijk in Den Haag gevestigd?’, vroeg laatst een opdrachtgever aan K&WH. Niet alleen omdat we hier zijn opgegroeid, maar vooral ook omdat Den Haag een ideale uitvalsbasis is voor interdisciplinair georiënteerde onderzoekers.

Weimarstraat 32, Vleeschhouwerij, relief ingangspartij.
Foto: Kroon & Wagtberg Hansen.
Als kunsthistoricus verricht je niet alleen literatuur- en archiefonderzoek , maar vaak ook aanvullend genealogisch, bouwhistorisch en ander interdisciplinair speurwerk. Daarbij kijk je niet alleen naar de individuele kunstenaars, kunst- of gebouwen, maar ook naar de sociale, culturele en economische context waarin ze tot stand zijn gekomen. Niet alleen naar kopers-, verkopers- en verzamelaarsnetwerken, maar ook naar de rol van artistieke uitingen bij de verspreiding van ideeën binnen de samenleving, en hun relatie met wetenschap, religie, literatuur. Ons bureau 'zit' daarvoor in Den Haag werkelijk ideaal: de Koninklijke Bibliotheek, Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Centraal Bureau voor Genealogie en Nationaal Archief zijn binnen handbereik, als ook het Haags Gemeentearchief (met o.a. de archieven van kunstenaarsverenigingen Pulchri Studio en de Haagsche Kunstkring), het Cultureel Maçonniek Centrum en natuurlijk het Haags Gemeentemuseum.

Weimarstraat 32, detail relief met telefoonnummer voormalige winkel.
Foto: Kroon  & Wagtberg Hansen.
De laatste jaren specialiseren we ons steeds meer in onderzoek van de periode rond 1900 en de ontwikkelingen in de eigen regio. Daar komt een zeer aangenaam stukje ‘veldwerk’ bij kijken. Bij zonnig weer op de fiets de stad doorkruisen, brutaal vragen of je bij kantoren of particulieren binnen mag om iets te zien of fotograferen. De gemiddelde Hagenaar reageert enthousiast op zo’n vraag en wil op de hoogte gehouden worden van het resultaat. Daarnaast onderstreept het bestaan van Die Haghe, Vrienden van Den Haag, Vrienden van de Hofvijver, SHIE, het Gilde en nog veel meer netwerken van specialisten en liefhebbers hoezeer de stadsgeschiedenis en haar materiële erfgoed door onze stadsgenoten wordt gekoesterd. De publieksoproepen die we regelmatig bij projecten verspreiden, leveren dan ook enthousiaste reacties en bruikbare onderzoekstips op.

Kortom: juist Den Haag heeft eigenlijk de ideale infrastructuur voor ons vakgebied. Daarnaast is het materiële erfgoed in de Hofstad uit de periode rond 1900 zo mooi en zo rijk vertegenwoordigd, dat ons wensen- en ideeënlijstje voor tentoonstellingen, publicaties en projecten nooit uitgeput zal zijn...