2011/11/21

De Haagse dodo

In hoeverre dragen ervaringen in je schooltijd bij aan je latere carrière? De dames K&WH waren bijvoorbeeld als kleutertjes van plan later archeoloog te worden. In de zomer zochten pa en ma braaf een kalk- of leisteengroeve op, zodat de kleine kon graven naar fossielen. Een kist vol versteende schelpjes getuigt daar nog van. Ook werd regelmatig een museum of de oudheidkamer aangedaan, zij het niet zonder protest. Dat pa en ma liever op een terrasje zaten, kwam niet in je op.

Ingang Museum voor het Onderwijs.
Foto: Robert Scheers, Haags Gemeentearchief.
Voor werkende ouders is altijd de vraag, hoe je zo’n kind zoet houdt tijdens de vakanties. Dan kregen we een rolletje toegangskaartjes voor het Schoolmuseum, die kostten maar 50 cent. Zelf met tram 3 naar de Hemsterhuisstraat was al een avontuur op zich. Links van de balie was een aula waar kinderfilms werden vertoond; daarna kon je heerlijk door het museum dwalen. Omdat je als kind een ander besef van tijd hebt, lijkt het alsof we dat urenlang hebben gedaan, vaak op momenten dat er nauwelijks andere bezoekers waren. In de herinnering was de benedengang donker en stonden langs de wanden al even donkere, houten kasten, volgestouwd met opgezette dieren, vreemde voorwerpen, schelpen en andere schatten. De sfeer in het gebouw maakte een onvergetelijke indruk. Hele verhalen verzon je erbij - ook over wat zich achter de gesloten deur van de directiekamer afspeelde.

Dodo Schoolmuseum. Foto: Haags Gemeentearchief.
Het trappenhuis was koel, boven de tegelwanden hingen donkere kistjes met opgeprikte vlinders en tropische reuzeninsecten. Als je de trap op liep, zag je bovenaan een dodo in een vitrine staan. Die heeft het ‘m gedaan! Die dodo fascineerde niet alleen ons, maar ook veel andere Haagse schoolkinderen. Op afdeling natuurhistorie waren kamers ingericht met opgezette dieren. Ze stonden achter glas in een geënsceneerde ‘natuurlijke’ omgeving en er waren knopjes die krakerige bandjes met bos- of vogelgeluiden deden startten. Dat alles gaf juist een onnatuurlijk, wat surreëel effect. Klein en in je eentje voelde je niet helemaal op je gemak tussen al die starende lege oogjes. Toch deed dát je telkens terugkomen.
Bij een bezoek aan de afdeling volkenkunde, met nomadenwoningen, ving je soms een glimp op van de ‘verboden’ opslagruimte wanneer een medewerker in de opstelling aan het werk was. Ook dat gaf je fantasie weer voeding, over wat zich na sluitingstijd allemaal in het museum afspeelde. Dan hebben we het walvisskelet, de vreemde zaken op sterk water en de duikboot nog niet eens genoemd.

Hopeloos ouderwets. Dat moeten toenmalige museumprofessionals hebben gedacht toen de verhuizing naar het Museon en de nieuwe open, heldere opstellingen werden gerealiseerd. Ook elders in Nederland werden 19de-eeuwse museuminterieurs gemoderniseerd en omgetoverd tot lichte, strakke ruimtes met glazen vitrines. Begrijpelijk, want naast mode speelde vooral een wens tot betere conserveringsmogelijkheden daarin een rol. Maar stiekem verlangen wij - en misschien ook andere Hagenaars die kind aan huis waren in het Schoolmuseum - terug naar die donkere museumgang en stoffige houten kasten, die zo tot je verbeelding spraken. Gelukkig houdt het Museon haar dodo in ere. Inmiddels weten we dat ie helemaal niet was opgezet, zoals we vroeger dachten. Het betrof een van de eerste reconstructiemodellen. Voor ons is die dodo een icoon uit de kindertijd, hét symbool van onze jeugd en latere liefde voor kunst, geschiedenis en erfgoed.

1 opmerking:

catrien zei

Vandaag las ik over de herintroductie van de Melkunie, waarbij voor de reclames Peer-geen bommetje- Mascini weer van stal is gehaald, maar men is daar sceptisch over, omdat de humor van 11 jaar geleden niet meer dezelfde zou zijn als vandaag. Is er wel eens onderzoek gedaan naar de ervaring van hedendaagse kinderen in musea als hier beschreven en bijvoorbeeld het Teylers? Of wordt een 'enge' dodo als onverantwoord beschouwd; daar krijgen ze maar nachtmerries van, dus liever een spelletje militairen afschieten op de Nintendo. Waarschijnlijk hebben de huidige museumbeleidmakers nooit een grootmoeder gehad die imponeerde met het zwevende gebit in een glas op het nachtkastje.