
Het museum kent een rijke geschiedenis, welke door cultureel antropoloog Rudolf Effert in beeld is gebracht. Tot de stichting van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in Den Haag in 1816, bevonden etnografische verzamelingen in Nederland zich voornamelijk in privécollecties. De collectie bestond uit een legaat van Chinese objecten, als ook voorwerpen van het koninklijk huis en stukken met betrekking tot de vaderlandse geschiedenis. De eerste directeur, R.P. van de Kasteele, stimuleerde rijksambtenaren en reizigers naar de Oost om ten behoeve van het kabinet te verzamelen. Door verblijf in de handelspost te Deshima hadden dienaren van de V.O.C. toegang tot Japanse objecten. In de eerste helft van de 19de eeuw waren de belangrijkste verzamelaars van 'Japonica': Jan Cock Blomhoff, Johannes van Overmeer Fisscher en Philip Franz Von Siebold. Effert bestudeerde de motieven van de privéverzamelaars, de opkomst van rariteitenkabinetten, de samenstelling van de volkenkundige collecties en de stappen die gezet werden om tot het latere Rijksmuseum te komen. Hij pleit voor een nieuwe visie op de relatie tussen de verzamelaars van etnografisch materiaal in Japan in de eerste helft van de 19de eeuw, en stelt dat de wetenschappelijke bijdragen van Cock Blomhoff en Overmeer Fisscher tot nu toe zeer zijn onderschat.
Publicatiegegevens: Rudolf Effert, Royal Cabinets and Auxiliary Branches. Origins of the National Museum of Ethnology 1816-1883, (Mededelingen van het Rijksmuseum voor Volkenkunde 37), CNWS Publications, Leiden 2008, ISBN 978-90-5789-159-5, 340 pp., € 45,-.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten